028

   Ik had het wel gezien. Openbaring
van het niets. Alles weer terug naar af.
   Ik kon haar hand nog zoenen als een ding,
de samenhang der tekenen hangt af
van overvloed, gebrek, van tijd & nood.
   Overal las ik haar (ik zag haar nooit),
de letters dansten als gegeven ooit.
   Haar hals: obsessie, het schelpje licht erin.
Ik knielde, komma treurnis aan het nooit.
Ik zoek nog steeds dat eindeloos begin.