449 dizaines naar de Délie van Maurice Scève

Welkom op

dizaines.wordpress.com

een werksite van dirk vekemans

Hier worden de dizaines die eerder verschenen op vilt.wordpress.com (dirkvekemans.com) geredigeerd en in reeksen ondergebracht. Uiteindelijk dienen hier 49 reeksen van 9 dizaines, een opdracht van acht regels, een inleidende reeks van 5 dizaines en een afsluitende reeks van 3 dizaines te verschijnen, In totaal 449 dizaines dus met een achtregelige opdracht, net zoals in de Délie van Maurice Scève.

De inhoud is eenvoudig: een ‘ik’ richt zich, telkens  in tien verzen van tien lettergrepen, tot de lezer en heeft het over zijn leven in de geldruimte en over zijn obsessie, een vrouw genaamd Laïs. Het werk draagt als titel ook haar naam, LAIS. De nummering van de reeksen of de gedichten afzonderlijk is voorlopig en geen aanduiding van hun uiteindelijke volgorde.

De WordPress “berichten” bevatten de afzonderlijke dizaines en houden de bewerkgeschiedenis bij vanaf hun opname hier.

Het menu-icon bovenaan (de streepjes naast DAPHNE) geeft een overzicht van de beschikbare, al dan niet volledige,  reeksen van 9 dizaines (WordPress “pagina’s”).
De meest recente versie van een afzonderlijk dizaine is echter steeds in de “berichten” hieronder te vinden en wij raden aan de teksten daar te lezen.

Publicatie van (delen van) dit werk elders kan geheel gratis, zonder voorafgaande toelating en wordt, onder de voorwaarden gestipuleerd in onderstaand gelinkte Creative Commons licentie, zelfs erg op prijs gesteld. Gelieve desgevallend wel de auteur hiervan op de hoogte te brengen via deze link: contact.

U kan desgewenst ook een xml-versie van alle toegevoegde tekst op deze site (dizaines.wordpress.com) aanvragen. Gebruik daartoe hetzelfde inlichtingenformulier: contact. Het xml-bestand wordt u dan zo spoedig mogelijk toegezonden op een door u vermeld mailadres.

Creative Commons License
Op dit werk is een Creative Commons Licentie van toepassing.

Bewaren

84

Schrikbarend stopt het lot de schemering
zo dof en lusteloos het nachtvel in
en in het zwart van die betovering
propt zij bij deze dag de levenszin,
dat elk beginsel weerloos sterft daarin.
  Rest mij ternauwernood herinnering:
haar beeld gevangen in mijn woekering.
  Zij wringt zich om in mij en om en vrij
of scheukt en schokt in mijn verbittering:
de nacht komt dichterbij, niet ik, niet zij.

83

Een speld van git bij parels kornalijn,
granaat en amber. Daar donker diep klaart
haar hals uit met van geuren een gordijn
en krult een lok die wit gefonkel gaart
voor mij die als een god op aard bedaard
haar zich voor mij ontdoen ziet van die praal.
  Zo uit een zijden kleed stapt haar verhaal,
zo ster die in mijn armen branden gaat,
van elk idee belichaamd ideaal,
zo is Lais die stralend voor mij staat.

82

Gramente dade dooruk om sprotek
ruchviels vaval & ian do logen brr
hapensie immen, lagende kwotek
zuzendenijkte, slochtoms der grr
rachrome butten, wakelde em krr.
   Augolk tie mast, oondere trentonde
julk mettertet trost no trost omonde
dade om pelenduse, neup zik neup.
   Klichfane fulpe grokulke deoned
dado miksaje rijtop', klibdik, zeup.

 

 

81

Paleis waar ik de rijkdom dood bezit,
& honderdduizend soorten duisternis,
geheiligd schrijn waar niets het niets aanbid,
verloop van tijd, vrij van gebeurtenis,
een plaats waar slechts voor leegte ruimte is.
   Ik ben herhaling die zichzelf herkent,
vervormde uitspraak van een dode vent.
   Mijn code dreunt hier vers na vers voorbij:
het duren van verveling dat nooit went.
   Kom, schep er nog wat haat of liefde bij.

80

"deorum dearumque facies uniformis"
Apuleieus, Metamorfosen XI
Is het Isis die ik zie, haar blanke
vuur van huid verhoogd met manestralen?
   Zijn het in die wilde baren daar haar ranke
hals, haar ogen die het licht doen dralen
voor het in de nacht verdwijnt?  Bepalen
achtergrond & kleed 't goddelijke lijf,
of maakt het huis als code het verblijf?
   Maakt het haar zien voor haar bestaan iets uit?
   Doet Isis goed als doel van ons bedrijf?
   Was Isislust altijd al mijn besluit?

79

NKDEE_Emblemata_mengsel

Het mengsel mens wil van vrijheid blijven
dromen & morrelen daar aan sloten
waar elk ander dier van schrik verstijven
zou, daar duidelijk zijn dood besloten
ligt in waar het in werd opgesloten:
de pure Tijd heeft met de illusie
van het Lot catastrofaal een fusie
aangegaan, besluitend het bedachte,
& zo, voortdurend in die confusie,
verontreinigt Reinheid de gedachten.

78

Zwervend tast het ik in nergens rond
& nergens is heelal, een alomtrent
& daar waar vroeger nog haar schaduw stond
bij mij, geraak ik verder mij ontwend
omdat ook zij verdween in mij, absent.
   Ik zie nog beelden lijf van haar apart
maar het licht brandt in elk beeld door tot zwart:
het vuur in mij vernietigt de herinnering
& dan beklemt de leegte mij zo hard
dat ik dat branden wil, vernietiging.

77

Ik zie mij zwemmen gevangen in mijn
zwemmen, mijn lijf een bundel baleinen:
het blauw krijgt het roze moeiteloos klein
& meewarig als woorden dolfijnen
met gebaren van vin redden mij.
   Tot zout droogt de zee de zon op mijn huid
& zie bij scheepsflard, maan & meeuwgeluid
vochtige dijen dansen & vormen
mijn willoosheid om tot vaststaand besluit:
in haar land blijf ik vrij van uw stormen.

076

Een einde is altijd een nieuw begin.
   Brede golven wind doorlopen de lucht.
   De teder omgekeerde kreet wordt in
een bed van haat tot liefde opgelucht:
het sterven daar, van lijven korte vlucht,
heeft winterdood met lentelust vermoord.
   Ik heb te lang aanzien, te vaak aanhoord:
handen, ogen, droefenis & misbaar.
   Ik sloot met spijt mijn mondeling akkoord:
in elke kus ligt ook een afscheid klaar.

075

   Brandend krult het stro naar licht terug,
& tot een bal omvormend valt de traan,
zo krimpen wij tot één ineen, rug tot rug:
er mag geen weg terug van ons bestaan.
   De tongen die in monden overgaan,
de armen die in armen zich vlijen,
dijen die vrijende benedijen
de handen die tot stilstand zijn vergaan.
 Een moment dat nergens kan gedijen
die kramp zijn wij, de wereld uitgegaan.