Ik waak, ik woel door wanen overmand, & soms heel hoog een lichaam zweeft of zucht, verbeelde vlam waaraan ik ben ontbrand, onzichtbaar werd mijn ideaal een vlucht, het ingebeelde vuur met pijn verlucht. Het genot heet plots plezier van zonde, maar geloof verlost mij geen seconde & in hun bidden bulkt alleen maar nijd. Straks verscheuren mij de eigen honden, onherkenbaar weefsel zonder tijd.